De kunst van het ‘nietsdoen’
Dammen is een abstract spel. Voordeel of nadeel, waar hangt het vanaf? De twintig schijven zijn immers gelijk. Natuurlijk weten we wel dat de kroonschijf sterk is en de randschijf zwak, maar de uitzonderingen op deze vuistregels zijn veelvuldig te vinden. Om het spel structuur te geven kunnen we regels opstellen. Damstellingen poneren, zo de lezer wil. Twee zijn er al genoemd (sterke kroonschijf en zwakke randschijf) en zijn ook gemeengoed. Om de lezer te prikkelen wil ik de volgende stelling opwerpen:
Een schijf op de vijfde rij geeft de tegenstander een aanknopingspunt!
Mooi, zo denkt de lezer, zo lust ik er nog wel een paar! Overdreven natuurlijk, deze stelling, want op zet één moeten de wit- en zwartspeler al de vijfde rij betreden, of ze het leuk vinden of niet. Deze eerste zetten bepalen de eerste tekening. Want in de beginstand zijn de schijvenmassa’s nog evenwichtig en verzorgd; met elk één zet gespeeld is er al iets beslist en kent de strijd een richting. De spelers geven hun bedoeling al een beetje bloot en er kan op zet twee al meteen ‘gereageerd’ worden. Dankzij rij vijf wordt er derhalve al meteen gedamd!
Terug naar de stelling. Een schijf op de vijfde rij is tastbaar aanwezig voor de tegenstander. Hij kan er iets mee doen. Voorbeeld: In het diagram heeft wit met een bekende zet geopend: 1. 32-28

Zwart kan de schijf op 28 aanvallen (1. … 18-23!), afruilen (1. … 17-22! of 1. … 19-23!), negeren (1. … 20-25!) of eromheen spelen (1. … 18-22!). In ieder geval geeft die schijf op 28 een houvast. Precies zoals de stelling aangeeft.
De stelling heeft een beperkte reikwijdte. Want een schijf op de vijfde rij kan behalve aanknopingspunt, ook een hindernis zijn voor de tegenstrever. De kunst is om te bepalen wanneer het betreden van de vijfde rij sterk is en wanneer zwak. Het kan afhangen van de eigen schijven rondom het bruggenhoofd, maar de opstelling van de vijandelijke schijven bepaalt net zo goed. Twee plaatjes die dit verduidelijken:

De witte formatie is in beide diagrammen gelijk, de zwarte opstelling maakt het verschil. Een krachtige centrumpiramide of een weerloos blokje. Het maakt zelfs niet uit wie aan zet is in de diagrammen, het voordeel respectievelijk het nadeel voor wit is duidelijk zichtbaar.

De stelling lijkt geen waarde te hebben, zo wil de lezer concluderen. Bijna goed, zou ik zeggen. De stelling betreft een waarschuwing. Wees je bewust van het mogelijke gevaar als je de vijfde rij betreedt. Je geeft niet alleen je bedoeling bloot, maar de vers geposteerde schijf kan je tegenstander in de kaart spelen. Daarom: als je bijvoorbeeld het centrum bezet, doe het dan goed. Het gaat niet om de inname van een veld, maar om de controle over een veld. Precies zoals de twee piramide-diagrammen laten zien. In het eerste plaatje bezet en controleert wit het centrum, in het tweede plaatje bezet wit wel het centrum, maar zwart heeft de volledige controle.
Tot zover de inleiding. Een louter theoretische bespiegeling. Maar kijk met deze bagage mee naar een voorbeeld uit de praktijk.
C. Engels – T. Schippers
Afgelopen competitie speelde Theo Schippers een partij waarin hij ‘vanzelf’ won. Theo deed namelijk helemaal niets! Wie de partij naspeelt, ziet dat de tegenstander van onze kopman snel een schijvenbrij posteert op de vijfde rij. Niet erg verzorgd, zo neemt de kenner snel waar. Maar hoe profiteer je daar nu van? Onze dammeester betoogde na afloop dat je in zo’n situatie het beste je eigen schijven in de oorspronkelijke slagorde kunt laten staan. Alles handhaven binnen de eerste vier rijen. Rustig opbouwen van achteraf, of zoals Bert Verton het eens treffend omschreef, keurig de rijtjes aanschuiven. Beslissingen blijven achterwege, alle mogelijkheden nog open. De opponent kan niet meer vrijblijvend rijtjes opvullen en moet voortdurend rekening houden met acties tegen zijn voorste schijven. Houterig achter de fronttroepen aanhobbelen. Gaat hem zeeën van tijd kosten en zijn grijze massa wordt belast.
Het is eenvoudig te omschrijven, deze tactiek. Maar in praktijk valt het niet mee. Geduldig bouwen vergt techniek en inzicht. We spelen de partij:
1. 32-28 18-22 2. 31-27!? 22x31 3. 37x26!?

De witspeler is scheutig met beslissingen. De schijven waaieren snel over het bord en een duo heeft reeds de vijfde rij bezet. Hoe kan zwart het best de geschonken aanknopingspunten benutten? Theo kiest voor het beschreven plan. Hij bouwt eerst rustig op en stelt acties tegen de voorste witte schijven uit. De aanknopingspunten lopen ondertussen niet weg.
12-18 4. 41-37 07-12 5. 46-41 01-07 6. 37-31 …

Het is mooi om de nu ontstane positie vanuit de beginstand te bekijken. Wit heeft zich al verklaard, zwart heeft de beginopstelling gehandhaafd en daarin slechts één schijfje opgelost.
6. … 19-23 7. 28x19 14x23
Dit ligt niet in de lijn van het uitstellen van beslissingen! Zwart betreedt zelf het centrum en ruilt het witte houvast weg. Maar de vrijblijvende wachtzetten waren op en het is tijd even ‘soeverein’ te denken en te handelen. Zwart wil zijn positie niet verzwakken en kiest een mooi opbouwplan. Hij ruilt naar het centrum en vult dit aan met de opbouw vanuit de velden vijf en tien. De jeugdtrainer gaat het huisje bouwen!

het huisje!
8. 34-29 23x34 9. 40x29 …
Met deze zet zal Theo blij zijn geweest! Wit wil zijn schijven aan de korte vleugel activeren en neemt daartoe veld 29 in. Het zwarte plan wordt niet verstoord en de schijf op 29 vormt een nieuw houvast, zoals we spoedig zullen zien.
‘Vervelender’ voor zwart is 8. 41-37 10-14 9. 34-30 - Wie randspel speelt, mag niet bang zijn voor omtrekkende acties aan de andere bordhelft! - 9. … 14-19 10. 30-25! en zwart moet een beslissing nemen.
10-14 10. 45-40 14-19 11. 40-34 05-10!
Let op dat Theo rust en geduld bewaart. Geen snelle acties zoals 19-24, 19-23 of 17-21. De schijven op 26 en 29 blijven het witte spel belemmeren.
12. 50-45 10-14 13. 44-40 …

De geschiedenis heeft zich herhaald. Wit scheutig met beslissingen, zwart handhaaft de beginopstelling. En ook nu moet zwart even ‘komen’. Maar hij staat zo goed dat een eenvoudig opbouwschema het sterke werk kan doen: de opbouw van schijf 2 naar veld 23!
13. … 19-23!
Zwart kan probleemloos het centrum bezetten, want dankzij de bezetting van veld 26 heeft wit geen goede mogelijkheden tegen deze schijf. Herschikken we de witte stand een beetje, dan zou wit wel mogelijkheden hebben. Plaats hiertoe de schijven 26(!) en 42 op de velden 37 en 32, en wit kan werken met de ruil 32-28x28 enzovoort.
14. 42-37 20-25!
Een mooi tussenzetje dat de vlucht 29-24 onmogelijk maakt. Op meteen 14. 13-19(?) zou de ruil 15. 29-24 19x30 34x25 de witte problemen verkleinen: het oplossen van het aanknopingspunt op 29.
15. 35-30 …
De ongelukkige witspeler poogt zijn korte vleugel te activeren, maar hij heeft een schijf te weinig aan deze bordhelft om succesvol te zijn. Met schijf 41 op 44 waren hiertoe betere kansen.
15. … 13-19! 16. 40-35 08-13 17. 45-40? …
En deze zet kost wit zelfs een schijf! Maar te benijden was zijn positie allang niet meer.
17. … 02-08

De opbouw is voltooid. Zwart maakt zich nu op voor de beslissende actie tegen het zwakke punt in het witte achterland: de hangende schijf op 40. Tegen het naderende onheil voor wit is geen kruid gewassen.
18. 47-42 14-20! 19. 38-32 20-24! 20. 29x20 15x24 21. 32-28 23x32 22. 37x28 24-29! 23. 34x14 25x45 24. 49-44 09x20 25. 44-40 45x34 26. 39x39 20-24 27. 30x19 13x24
En met een schijf meer won Theo gemakkelijk.
Een partij waarin wit willekeurig en ondoordacht beslissingen nam waarop zwart met solide wachtspel reageerde. Geduldig opbouwen en het juiste moment bepalen waarop toe te slaan. Op het moment dat Theo actief wordt, is het dan ook meteen over voor wit.
Conclusie: daar waar de mindere speler onbekommerd scheutig zijn schijven over het bord strooit (vijfde rij!), is de sterke dammer voorzichtig met het nemen van beslissingen. Een zorgvuldig gekozen opbouw houdt alle mogelijkheden open en bemoeilijkt het spel van de tegenstander. Camouflagedammen onder de noemer: De kunst van het nietsdoen!